De Geschillenkamer (GK) is het administratief geschillenorgaan van de GBA (artikel 32 WOG) en heeft tot taak handhavend op te treden in zaken die aan haar worden voorgelegd, op grond van een klacht van een burger en naar aanleiding van een inspectie op eigen initiatief van de GBA.


De Geschillenkamer in vogelvlucht

Ook behandelt de Geschillenkamer zaken die aan de GBA worden voorgelegd door autoriteiten in de EU-lidstaten in het kader van het één-loketmechanisme uit de AVG en waarbij de GBA leidende autoriteit of betrokken autoriteit is. De Geschillenkamer heeft hiertoe een instrumentarium ter beschikking van corrigerende maatregelen en administratieve boetes. De procedure voor de Geschillenkamer vindt plaats met in achtneming van procesrechtelijke beginselen.

De Geschillenkamer bestaat naast de voorzitter uit zes externe leden die op basis van hun bijzondere expertise door de Kamer zijn benoemd.

De Geschillenkamer heeft een unieke structuur die niet bestaat bij de markttoezichthouders in België en evenmin bij de andere privacy-toezichthouders in de EU. Deze structuur is hybride van karakter. De Geschillenkamer is een toezichtsorgaan, maar de procedure is quasi-gerechtelijk, onder meer met besluitvorming na uitwisseling van conclusies tussen partijen, en vaak ook na een hoorzitting.

 


Online zoekplatform voor zorgbeoefenaars

In 2021 ontving de Geschillenkamer enkele klachten tegen platformen die het mogelijk maken om nabijgelegen zorg- en hulpverleners of beroepsbeoefenaars met een bepaalde specialisatie te vinden en vervolgens afspraken te maken. Enkele zorgverleners dienden klacht in bij de GBA tegen een van deze platformen. Zij stelden dat hun persoonsgegevens onrechtmatig verwerkt werden en de verwerkingsverantwoordelijke geen passend gevolg gegeven heeft aan hun recht op gegevenswissing.

Op het einde van haar analyse stelde de Geschillenkamer vast dat de verwerkingsverantwoordelijke zich op geen geldige rechtsgrond kon beroepen om de persoonsgegevens van de zorg- en hulpverleners te verwerken op haar platform. De Geschillenkamer oordeelde dat de verwerkingsverantwoordelijke zich niet kon beroepen op het gerechtvaardigd belang als rechtsgrond voor de litigieuze verwerkingen. Dit aangezien de verwerking niet voldeed aan twee van de drie voorwaarden voor een succesvol beroep op het gerechtvaardigd belang als rechtsgrond. De Geschillenkamer erkende dat de verwerkingsverantwoordelijke inderdaad een gerechtvaardigd belang nastreeft, en dat de verwerkte persoonsgegevens (naam, voornaam en specialiteit) inderdaad noodzakelijk zijn om de gebruikers van de website in staat te stellen om de zorgverlener in kwestie te contacteren. Er was echter niet aan de voorwaarden inzake de belangenafweging voldaan. De Geschillenkamer erkende dat de verwerkte persoonsgegevens in kwestie openbare gegevens zijn maar dat het openbaar karakter ervan niet verhindert dat de verwerking ervan niet de passende waarborgen blijft vergen. Het feit dat persoonsgegevens voor het publiek beschikbaar zijn, is een factor waarmee bij de beoordeling rekening kan worden gehouden, vooral als de bekendmaking ervan gepaard ging met een redelijke verwachting van verder gebruik van de gegevens voor bepaalde doeleinden.  In dit kader merkte de Geschillenkamer op dat de litigieuze verwerking niet binnen de redelijke verwachtingen van de betrokkene valt.  De contactgegevens van de beroepsbeoefenaars worden gepubliceerd op hun eigen website of die van hun groepspraktijk of ziekenhuis, met een gepaste rechtsgrond voor die verwerking. Het valt niet binnen hun redelijke verwachting dat deze gegevens verder worden verwerkt voor andere doeleinden, zoals de publicatie van deze persoonsgegevens door commerciële partijen (in casu gegrond op het commerciële belang van de verwerkingsverantwoordelijke). Hierbij hield de Geschillenkamer ook rekening met de onbepaalde bewaartermijnen in het privacybeleid van de verwerkingsverantwoordelijke.

Bovendien heeft de GBA een schending vastgesteld op de verplichting om de rechten van de betrokkenen te faciliteren.

Omwille van deze schendingen werd een boete van 10.000 EUR en een bevel tot opzetting van de litigieuze verwerking opgelegd.

Deze beslissing werd aangevochten voor het Marktenhof. Er is nog geen definitieve uitspraak in deze zaak, omdat het Marktenhof wacht op een beslissing van het Grondwettelijk Hof, rond het gebruik van taal. De inhoudelijke beoordeling van de Geschillenkamer staat niet ter discussie.

Er kan bovendien verwezen worden naar beslissing 149/2023 van de Geschillenkamer, waarin een beslissing werd genomen tegen een verwerkingsverantwoordelijke die vergelijkbare verwerkingsactiviteiten uitvoerde. Ook hier is momenteel een beroepsprocedure aanhangig bij het Marktenhof.

Lees beslissing 75/2023


Klacht inzake weigering van inzage in klankopnames

​De Geschillenkamer gaf in 2023 verdere invulling aan het recht op inzage.

De klager is klant bij de verwerkingsverantwoordelijke en heeft in dit kader twee overeenkomsten gesloten waarbij de verwerkingsverantwoordelijke zal instaan voor het ontwikkelen van een website en bedrijfsvideo’s voor de klager. In het kader van deze overeenkomsten vonden telefoongesprekken plaats omtrent de functionele uitwerking en vormgeving van deze website en video’s. Dergelijke telefoongesprekken werden opgenomen door de verwerkingsverantwoordelijke met het oog op de goede uitvoering van de wensen van de klager in het kader van de overeenkomsten. De klager stelt echter dat hij niet op de hoogte was van deze opnames. Sinds 2021 bestaat er tussen de klager en de verwerkingsverantwoordelijke onenigheid omtrent de uitvoering van de overeenkomst. In dit kader heeft de klager zijn recht op inzage met betrekking tot de telefoonopnames uitgeoefend. De verwerkingsverantwoordelijke weigerde om een kopie van de telefoonopnames over te maken, maar stelt dat de klager de opnames kan komen beluisteren in  haar kantoren, waarna de klacht een klacht heeft ingediend bij de GBA. In de klacht stelt de klager enerzijds de rechtmatigheid van de opnames van de telefoongesprekken en anderzijds het gebrek aan een passend gevolg aan zijn verzoek tot inzage aan de kaak.

De Geschillenkamer oordeelde in de eerste plaats dat de litigieuze verwerking, het opnemen van de telefoongesprekken, rechtmatig was gelet op het noodzakelijk karakter ervan in de uitvoering van de twee voormelde overeenkomsten.

Voor wat betreft het recht op inzage, bracht de Geschillenkamer in herinnering dat de AVG vereist dat de verwerkingsverantwoordelijke aan de betrokkene een getrouwe en begrijpelijke reproductie dient te verstrekken van de persoonsgegevens die worden verwerkt. Ondanks dit ruime begrip van een kopie, en niettegenstaande het feit dat het de belangrijkste modaliteit is waarmee toegang moet worden verleend, kunnen onder bepaalde omstandigheden andere modaliteiten geschikt zijn. De Geschillenkamer beoordeelde deze uitzonderingen en stelde vast dat geen van deze uitzonderingen van toepassing zijn in deze zaak. De Geschillenkamer stelde dat de verwerkingsverantwoordelijke zich niet op de rechten en vrijheden van haar medewerkers kan beroepen voor de weigering tot het overmaken van een kopie aan de klager. De Geschillenkamer benadrukte dat, gelet op de ruime toepassing en interpretatie van het recht op inzage, het doel waarvoor het recht op inzage wordt uitgeoefend niet moet worden beschouwd als een voorwaarde voor de uitoefening van dit recht. Het komt bijgevolg niet toe aan verwerkingsverantwoordelijken om na te gaan waarom de betrokkene inzage in zijn persoonsgegevens wenst, maar enkel op wat het verzoek tot inzage inhoudt en of hij al dan niet persoonsgegevens van de betrokkene verwerkt. Vervolgens stelde de Geschillenkamer ook vast dat er geen sprake was van enige zakengeheimen die zouden verhinderen dat een getrouwe en begrijpelijke reproductie zou worden bezorgd aan de klager. In tegenstelling tot wat de verwerkingsverantwoordelijke opwierp, oordeelde de Geschillenkamer dat er ook geen sprake was van rechtsmisbruik aangezien het wezenlijke doel van het uitgeoefende recht op inzage er niet in bestaat een ongerechtvaardigd voordeel te verkrijgen. De Geschillenkamer stelde dat de uitoefening van het recht op inzage de enige wijze is voor de klager om na te gaan om inzage te krijgen in welke persoonsgegevens de verwerkingsverantwoordelijke verwerkt en op welke wijze deze verwerking desgevallend gebeurt. Aangezien de contacten telefonisch verlopen, heeft de klager zelf geen schriftelijke neerslag van de verwerking van zijn gegevens. Bovendien heeft de GBA enkele schendingen vastgesteld op het gebied van de informatieverstrekking aan de betrokkene.

Gelet op het bovenstaande heeft de Geschillenkamer een administratieve boete van 40.000 euro opgelegd. In de beroepsprocedure heeft het Marktenhof deze beslissing van de Geschillenkamer integraal bevestigd.

Lees beslissing 57/2023


Klacht betreffende de doorgifte door de FOD Financiën van persoonsgegevens aan de Amerikaanse belastingautoriteiten ter uitvoering van het « FATCA »-akkoord

Bij de GBA zijn twee klachten ingediend tegen het Belgische Ministerie van Financiën, waarin wordt beweerd dat de doorgifte van persoonlijke bankgegevens aan de Amerikaanse belastingdienst (Internal Revenue Service - IRS) onrechtmatig is in de context van de toepassing van het intergouvernementele FATCA-akkoord tussen de Belgische staat en de Verenigde Staten.

 In haar beslissing 61/2023 concludeerde de Geschillenkamer van de GBA dat de verwerkingen van persoonsgegevens door het Ministerie van Financiën, met inbegrip van de doorgifte ervan aan de IRS, onrechtmatig zijn, aangezien deze verwerkingen in strijd zijn met de beginselen van doelbinding, noodzakelijkheid en minimale gegevensverwerking, en de regels van hoofdstuk V van de AVG (ontbreken van passende waarborgen voor de doorgifte aan de Verenigde Staten, zoals uiteengezet in het FATCA-akkoord). De beslissing sluit de toepassing uit van artikel 96 van de AVG waarop het Ministerie van Financiën zich beroept, en verduidelijkt de contouren van deze uitzonderlijke overgangsregeling ten aanzien van de reikwijdte ervan, zowel materieel (beperkt tot het FATCA-akkoord, met uitsluiting van zelfstandige grieven zoals het gebrek aan informatie, het ontbreken van een gegevensbeschermingseffectbeoordeling (GEB) en de tenuitvoerlegging van het verantwoordingsbeginsel) als temporeel (het standstill-effect van artikel 96 van de AVG dat mettertijd afneemt gezien de verplichting tot loyale samenwerking van de EU-lidstaten, het effect van artikel 96 van de AVG op de bevoegdheden van gegevensbeschermingsautoriteiten en de doeltreffendheid van de AVG, en de rechtspraak van het HvJ-EU na 24 mei 2016 die ook in aanmerking kan worden genomen met betrekking tot de gemeenschappelijke concepten van Richtlijn 95/46/EG en de AVG). Gelet op de vastgestelde onrechtmatigheid van de verwerkingen, beslist de Geschillenkamer om een verbod op te leggen op de verwerkingen (met inbegrip van de doorgifte aan de IRS) van de gegevens van de klager en Belgische “toeval”-Amerikanen die werden uitgevoerd krachtens het FATCA-akkoord en de wet van 16 december 2015, in toepassing van zowel de Belgische organieke wet van de GBA als artikel 58.2.f) en j) van de AVG, aangezien dit verbod de enige maatregel is die een einde kan maken aan de vastgestelde onwettigheid en die de Geschillenkamer ook moet aannemen overeenkomstig het arrest Schrems II van het HvJ-EU. Er is ook sprake van een inbreuk op van artikel 14.1-2, in combinatie met artikel 12.1 van de AVG, aangezien het Ministerie van Financiën de betrokkenen onvoldoende heeft geïnformeerd over de gegevensverwerkingen die in het kader van het FATCA-akkoord zijn uitgevoerd. De Geschillenkamer stelt ook een inbreuk vast op artikel 35.1 van de AVG wegens het ontbreken van een GEB, en een inbreuk op de artikelen 5.2 en 24 van de AVG (accountability). Voor deze overtredingen geeft de Geschillenkamer het Ministerie van Financiën een berisping en een bevel tot naleving.   Er dient opgemerkt te worden dat tegen deze beslissing een beroep tot schorsing en vernietiging is ingediend bij het Marktenhof (Hof van Beroep te Brussel), de beroepsinstantie voor beslissingen van de Geschillenkamer. Het Marktenhof heeft het verzoek om opschorting van de beslissing (voorlopig uitvoerbaar bij verstek) ingewilligd, rekening houdend met de ernstige redenen die het Ministerie van Financiën heeft aangevoerd en het risico van ernstige schade, aangezien door de jaarlijkse doorgifte niet uit te voeren het Ministerie van Financiën zijn internationale verplichtingen niet zou nakomen[1].

Ondertussen heeft het Marktenhof een uitspraak gedaan waarin wordt gesteld dat de beslissing moet worden hernomen door de Geschillenkamer, maar ditmaal met een meer diepgaande motivatie over waarom de Geschillenkamer de bevindingen van de Inspectiedienst niet heeft gevolgd. De Geschillenkamer onderzoekt momenteel hoe zij dit zal verwerken in een nieuwe beslissing.

Lees beslissing 61/2023


Recht op gegevenswissing uit een doopregister

​Een gedoopte persoon vroeg het Bisdom Gent om geschrapt te worden uit alle bestanden van de Rooms-Katholieke Kerk, en dus ook uit het doopregister. De Kerk verwijdert de gegevens evenwel niet uit de doopregisters, maar voegt in de kantlijn van het register een aantekening toe die de wens van de persoon weergeeft om de Kerk te verlaten.

Het recht om gegevens te laten verwijderen (artikel 17 AVG) is niet absoluut en kan alleen onder bepaalde voorwaarden worden uitgeoefend. De Kerk is van mening dat zij een gerechtvaardigd belang heeft bij het bewaren van de gegevens in het doopregister, aangezien dit bewaren noodzakelijk is voor het doel van de gegevensverwerking, en dat daarom in dit soort gevallen niet is voldaan aan de voorwaarden die van toepassing zijn op een verzoek om verwijdering. Als rechtsgrondslag voor de verwerking van de doopgegevens beroept de Kerk zich op haar gerechtvaardigd belang om mogelijke (identiteits)fraude te voorkomen aangezien volgens de katholieke rechtsleer een doop slechts één keer kan plaatsvinden. Hierdoor zou het noodzakelijk zijn om een register hiervan bij te houden.

De Geschillenkamer bevestigde dat dit voor de Kerk inderdaad een gerechtvaardigd belang inhoudt. Dit gerechtvaardigd belang kan echter enkel als basis voor de gegevensverwerking gelden indien de verwerking ook noodzakelijk is om dat doel te bereiken, en als het belang van de betrokkene (hier: de klager) niet zwaarder weegt dan het belang van de organisatie die de gegevens verwerkt (hier: Bisdom Gent).

De Geschillenkamer concludeerde in dit verband dat noch aan deze noodzakelijkheidsvereiste, noch aan de belangenafweging werd voldaan. Enerzijds is het niet altijd mogelijk om na te gaan of het doopsel al dan niet heeft plaatsgevonden, omdat het register alleen op papier wordt bijgehouden binnen één enkele parochie (daar waar het doopsel heeft plaatsgevonden). De gegevensverwerking zoals die vandaag wordt uitgevoerd, voorkomt dus in feite niet dat iemand twee keer hetzelfde sacrament ontvangt en is daarom a priori niet geschikt om het gewenste doel te bereiken. Anderzijds is het levenslang bewaren van alle gegevens van de klager – inclusief de gegevens die niet strikt nodig zijn om te kunnen vaststellen of iemand reeds gedoopt is – onevenredig van zodra hij uitdrukkelijk aangeeft afstand te willen nemen van de Kerk.

Het gevolg is dat de verwerking als onrechtmatig wordt beschouwd, wat betekent dat de klager zijn recht op gegevenswissing succesvol kan uitoefenen. Bovendien moeten gegevens ook worden gewist als er een gerechtvaardigd bezwaar tegen de gegevensverwerking wordt gemaakt, wat hier dus het geval is.

De Geschillenkamer beval het Bisdom Gent dan ook om te voldoen aan het verzoek van de klager om zijn recht van bezwaar tegen de verwerking van zijn gegevens uit te oefenen en zijn gegevens te wissen.

Momenteel is er een beroepsprocedure lopende bij het Marktenhof (Brusselse Hof van Beroep) tegen deze beslissing.

Lees beslissing 169/2023


Schikkingen van de Geschillenkamer, het schikkingsbeleid en de Cookie Checklist

​In 2023 heeft de Geschillenkamer het instrument van de schikking nader uitgewerkt en ingezet in een aantal concrete dossiers. In 2022 had de Geschillenkamer ook al verschillende schikkingsvoorstellen gedaan, die toen succesvol hebben geleid tot een aantal schikkingen.

In 2023 werd in acht dossiers een schikkingsvoorstel gedaan na klachten die in grote lijnen verband hielden met het plaatsen van cookies, en het verkrijgen van rechtmatige toestemming voor het plaatsen van zulke cookies. In tegenstelling tot de eerdere schikkingsprocedures werden in 2023 ook inhoudelijke voorwaarden bedongen, met het oog op het verhelpen van bepaalde problematieken voor de klagers, en met inachtname van de doelstellingen van de gegevensbeschermingswetgeving.

In vijf van de acht dossiers werd tot een schikking gekomen, in sommige gevallen na de inhoudelijke aanpassing van de schikkingsvoorwaarden. In de dossiers waar de schikkingsprocedure niet succesvol is, wordt het dossier op een andere manier verdergezet.

In de acht voornoemde dossiers heeft de Geschillenkamer verwezen naar de Cookie Checklist van de GBA, alsook het Rapport inzake de werkzaamheden van de “Cookie Banner Taskforce” van het Europees Comité voor Gegevensbescherming (of “EDPB”) om een oplossing voor te stellen voor de problematieken die door de klagers werden aangedragen. Deze oplossing berust, in de procedurele fase voorafgaand aan de fase ten gronde, louter op een eerste analyse van de Geschillenkamer, die niet per se dezelfde zou zijn wanneer de feiten ten gronde beoordeeld zouden worden.

Naar aanleiding van het intensievere gebruik van het instrument van de schikking, heeft de Geschillenkamer eind 2023 ook een algemeen schikkingsbeleid opgesteld en gepubliceerd. Dit beleid is gericht tot een breed geïnteresseerd publiek, maar in het bijzonder ook aan partijen die betrokken zijn in een procedure voor de Geschillenkamer van de GBA waarbij mogelijk een schikkingsprocedure zou kunnen worden opgestart.

In het schikkingsbeleid wordt het wettelijk kader, worden de procedurele en inhoudelijke voordelen, en wordt het procedureel kader van de schikkingsprocedure geschetst.

Een voorbeeld van een voordeel van het gebruik van een schikking, is dat de minder omslachtige schikkingsprocedure potentieel meer klagers genoegdoening kan bieden, en potentieel het totaal aantal seponeringen van klachten door de Geschillenkamer om opportuniteitsredenen naar beneden kan brengen. Dit is uiteraard slechts het geval voor zover de meeste partijen zich constructief opstellen gedurende de procedure.Wat betreft de procedurele omkadering van de schikkingsprocedure zij benadrukt dat – in tegenstelling tot bij andere regulatoren – de klager een formele en inhoudelijke rol krijgt in de schikking tussen de regulator (in dit geval de Geschillenkamer van de GBA) en de verwerende partij. Dit volgt uit de uitgebreide rol die de klager onder de AVG toebedeeld krijgt door de Europese wetgever, bijvoorbeeld in het licht van art. 77 AVG. 


Seponering van een aantal oude dossiers

​Nu de Geschillenkamer met een beperkt aantal medewerkers haar bevoegdheden uitoefent, nam de dossierachterstand in de loop van de jaren toe. Dossiers die de Geschillenkamer behandelt, zijn vaak (technisch en procedureel) complex. Elke beslissing van de Geschillenkamer vereist daarnaast een nauwkeurige motivering overeenkomstig de wetgeving en de vereisten vooropgesteld door het Marktenhof.

In 2022 nam de Geschillenkamer 189 beslissingen. Het plaatsen van dit aantal naast het aantal klachten (604 in 2022) dat jaarlijks binnenkomt bij de Eerstelijnsdienst van de GBA, verklaart waarom er doorheen de jaren een sterke dossierachterstand is ontstaan. De Geschillenkamer besloot in de loop van 2023 in te grijpen omwille van de achterstand.

In het voorjaar van 2023 werd besloten tot de gelijktijdige seponering van een groot aantal dossiers. Gedurende een project betreffende de opvolging van de dossierachterstand, stelde de Geschillenkamer in 389 dossiers afzonderlijk vast dat het niet langer opportuun was om de dossiers verder te behandelen. Dit onder meer omdat elk van die dossiers al langer dan één jaar niet behandeld werd en omdat de omstandigheden van de zaak niet in het bijzonder prioritair of maatschappelijk bovenmatig relevant zijn.

In elk van deze gevallen stelde de Geschillenkamer transparantie centraal : zo informeerde de Geschillenkamer duidelijk elke betrokken klager over zijn of haar rechten. De beslissing vermeldde de mogelijkheid om in beroep te gaan tegen de beslissing om het dossier te seponeren, en ook de mogelijkheid om een nieuwe klacht in te dienen, zeker indien de klacht nog actueel zou zijn en er nieuwe aanwijzingen zijn van een praktijk die in strijd is met de AVG.

De reden voor de seponering van een groot aantal dossiers is het algemeen belang. Het veiligstellen van de individuele belangen van de klager wiens rechten worden geschonden, kan immers pas wanneer op een algemeen niveau een kwalitatief vlotte klachtdoorstroom verzekerd is.

De GBA is immers geen rechtbank. De reden waarom het klachtmechanisme bij een autoriteit werd ondergebracht, is net de mogelijkheid te bieden op een gespecialiseerde wijze bepaalde beleidskeuzes te maken en doortastend te kunnen optreden in een complexe en gedigitaliseerde maatschappelijke context. Iedereen heeft het recht op een doeltreffende gegevensbescherming, en deze methode stelt de Geschillenkamer onder meer in staat om zaken te behandelen die een impact hebben op een groter aantal mensen in de samenleving, alsook sneller en doortastender op te treden in nieuwe (klacht)dossiers.Het is van belang het uitzonderlijke karakter van dit project te benadrukken. De Geschillenkamer werkt aan bijkomende maatregelen om te voorkomen dat ze in de toekomst terug te maken krijgt met een te grote achterstand door dossiers met een lange doorlooptijd. Zo werkt de Geschillenkamer verder aan het ontwikkelen van de wettelijk voorziene schikking (met de mogelijke voorwaarden en modaliteiten in deze context), net zoals de GBA verder werkt aan algemene preventie en het aanmoedigen van geschillenbeslechting via bemiddeling wanneer dit mogelijk is. De Geschillenkamer neemt zich ook voor de opportuniteitsbeoordeling van haar opvolgingsbeslissingen vroeg in de procedure aan te scherpen, zodat de toekomstige doorlooptijden kunnen worden teruggebracht tot een minimum. Hierbij zullen de prioriteiten die de GBA in het algemeen stelt een gidsende rol innemen. Ook de sepotbeslissing zal hierbij niet worden vermeden. De uitvoering van deze maatregelen, waar nodig met de hulp van andere diensten bij de GBA, moet ervoor zorgen dat de best mogelijke dienstsverlening aan de burger wordt verleend binnen een kader van beperkte middelen.


Procedureel

Administratieve geldboeten

Op 24 maart 2023 werden door de EDPB richtsnoeren aangenomen, die als aanvulling dienen op de eerder vastgestelde Richtsnoeren voor de toepassing en vaststelling van administratieve geldboeten door GBA’s.

De AVG schrijft voor dat het bedrag van een boete in elk individueel geval doeltreffend, evenredig en afschrikkend moet zijn (artikel 83, lid 1, AVG). De EDPB heeft een methode met vijf stappen uitgewerkt om artikel 83 AVG verder aan te vullen. Dit in een poging om te komen tot een meer geharmoniseerde aanpak, al krijgen de autoriteiten wel enige vrijheid in het toepassen van de stappen.

Stap 1

De verwerkingsactiviteiten in het betrokken geval in kaart brengen en de toepassing van artikel 83.3 AVG evalueren.

Stap 2

Het uitgangsbedrag voor de verdere berekening bepalen op basis van een beoordeling van;

  • de indeling in artikel 83.4 tot en met 83.6 AVG; ;
  • de zwarte van de inbreuk krachtens artikel 83.2, punten a), b) en g), AVG;
  • de omzet van de onderneming als relevant element om rekening mee te houden met het oog op het opleggen van een doeltreffende, afschrikkende en evenredige geldboete op grond van artikel 83.1 AVG.

Stap 3

Nagaan of er verzwarende en verzachtende omstandigheden in verband met vroeger of huidig gedrag van de verwerkingsverantwoordelijke/verwerker zijn en de geldboete dienovereenkomstig verhogen of verlagen.

Stap 4

De relevante wettelijke maximumbedragen voor de verschillende verwerkingsactiviteiten vaststellen. Dit maximumbedrag mag niet worden overschreden als gevolg van in voorgaande of volgende stappen toegepaste verhogingen.

Stap 5

Nagaan of het berekende eindbedrag van de geldboete doeltreffend, afschrikkend en evenredig is, zoals vereist krachtens artikel 83.1 AVG, en de geldboete dienovereenkomstig verhogen of verlagen.

De richtsnoeren gaan bovendien dieper in op het bestaan van een eventuele samenloop van inbreuken. Wanneer dient een gedraging als een en dezelfde inbreuk te worden gekwalificeerd  omdat het dezelfde of daarmee verband houdende verwerkingsactiviteiten zijn en wanneer is er sprake van meerdere gestelde handelingen.

Ook wordt er ingegaan op de beoordeling van de zwaarte van een inbreuk. In artikel 83.2 AVG zijn reeds factoren opgenomen die mee in rekening dienen worden genomen, zoals de aard, ernst en duur van de inbreuk, de opzettelijke of nalatige aard van de inbreuk en de categorieën van persoonsgegevens waarop de inbreuk betrekking heeft. De beoordeling hiervan heeft invloed op het passende uitgangsbedrag, dit kan laag, gemiddeld of zwaar zijn. In de regel geldt dat hoe zwaarder de inbreuk is binnen de betreffende categorie, des te hoger het uitgangsbedrag waarschijnlijk zal zijn.

Doorheen heel de richtsnoeren wordt wel benadrukt dat het daadwerkelijk kwantificeren van de geldboete afhankelijk is van alle elementen die in de loop van het onderzoek zijn verzameld en van verdere overwegingen die ook verband houden met eerdere ervaringen van de toezichthoudende autoriteiten op het gebied van geldboeten.

De Geschillenkamer heeft al in enkele beslissingen in 2023 gebruik gemaakt van de bijgewerkte richtlijnen. Op deze manier implementeert zij een meer gestructureerde en efficiënte methode voor het vaststellen van boetes in haar beslissingen. Naar 2024 toe wordt onderzocht hoe dit op een gestandaardiseerde wijze kan worden toegepast (hiervan is de recente beslissing 07/2024 alvast een voorbeeld van).      

Informex-arrest Grondwettelijk Hof

In haar arrest nr. 5/2023 van 12 januari 2023 besliste het Grondwettelijk Hof dat derde-belanghebbenden eveneens over een recht op daadwerkelijk beroep moeten beschikken. Dit werd opgepikt door de wetgever die thans een amendement heeft ingeschreven in de WOG die toelaat dat derde-belanghebbenden beroep kunnen instellen tegen een beslissing van de Geschillenkamer.

Boetebeleid

Ten slotte is het vermeldenswaardig dat het Marktenhof een evoluerende houding aanneemt ten aanzien van de sanctiebevoegdheid van de Geschillenkamer. Zij bekritiseerde in het bijzonder de motivering die de Geschillenkamer gaf aan het opleggen van administratieve geldboetes. In dit opzicht werden er in 2023 twee belangrijke uitspraken gedaan.

In het NMBS-arrest (2022/AR/723) van het Marktenhof van 14 juni 2023 werd het bedrag van de geldboete teruggebracht tot een symbolische euro.  De GBA heeft tegen deze beslissing cassatieberoep ingesteld, om o.a. verduidelijking te verkrijgen over de toepasselijke regels.

In het arrest Proximus (2020/AR/1160) van 6 september 2023 heeft het Marktenhof de geldboete opgelegd door de Geschillenkamer omgezet in een berisping.

Gezien de ontwikkelingen is het cruciaal om een coherent gestructureerd boetebeleid te handhaven. De eerder aangehaalde richtsnoeren van de EDPB zullen hier ook aan bijdragen.

Op dit moment onderzoekt de Geschillenkamer hoe ze beter kan voldoen aan de vereisten van het Hof. De uitspraak in de zaak Proximedia lijkt al een positieve stap in deze richting te zijn.


Verwezenlijkingen in cijfers

​De Geschillenkamer publiceerde 171 beslissingen in 2023. Onderstaande grafiek  geeft duiding bij de lange duur van een procedure en de achterstand dat die met zich meebrengt. Ze geeft het aantal beslissingen per jaar weer met inzicht in het startjaar van de dossiers aan de basis van de beslissingen.

Evolutie aantal beslissingen Geschillenkamer
Jaar Startjaar dossiers : 2018 Startjaar dossiers : 2019 Startjaar dossiers : 2020 Startjaardossiers : 2021 Startjaardossiers : 2022 Startjaardossiers : 2023
Beslissingen 2018 13 0 0 0 0 0
Beslissingen 2019 14 26 0 0 0 0
Beslissingen 2020 11 40 32 0 0 0
Beslissingen 2021 5 33 62 43 0 0
Beslissingen 2022 10 12 46 72 49 0
Beslissingen 2023 1 1 10 19 53 87

Aard van de behandelde dossiers die aanleiding gaven tot de beslissingen:

  • 177 (nationale) klachtdossiers
  • 2 gegevenslekkendossiers
  • 2 internationale klachten waarvoor GBA bevoegd is

De 171 beslissingen gaven aanleiding tot volgende sancties:

Ten gronde

Aantal sancties

Light

Aantal sancties

Art. 100. §1,1°
(zonder gevolg)

12

Art. 95. §1,2°
(schikking)

5

Art. 100. §1,2°

0

Art. 95. §1,3°
(zonder gevolg)

81

Art. 100. §1,3°

0

Art. 95. §1,4°
(waarschuwing)

30

Art. 100. §1,4°

0

Art. 95. §1,5°
(bevel - voldoen aan de uitoefening van de rechten)

51

Art. 100. §1,5°
(waarschuwing en berisping)

17

Art. 95. §1,6°

0

Art. 100. §1,6°
(bevel - voldoen aan de uitoefening van de rechten)

3

Art. 95. §1,7°

0

Art. 100. §1,7°

0

 

Art. 100. §1,8°
(bevel - bevriezing, beperking of verbod van verwerking)

2

 

Art. 100. §1,9°

(bevel – conformiteit)

3

 

Art. 100. §1,10°

0

 

Art. 100. §1,11°

0

 

Art. 100. §1,12°

0

 

Art. 100. §1,13°

(boete)

3

 

Art. 100. §1,14°

0

 

Art. 100. §1,15°

0

 

In totaal werd 80.000 € aan boetes opgelegd.

Naast de eigen beslissingen werkt de Geschillenkamer ook mee aan beslissingen van andere Europese data protection authorities. Zo werkte de Geschillenkamer in 2023 ook mee aan 4 informatiedossiers en 114 klachten op internationaal niveau, waarin de GBA “betrokken autoriteit” (CSA) was. Medewerkers van de Geschillenkamer waren ook nauw betrokken bij de ontwikkeling van de Europese handhavingssamenwerking in de EDPB.

In 2023 werden (bij het Marktenhof) 18 nieuwe beroepen ingesteld tegen beslissingen van de Geschillenkamer. Tevens deed het Marktenhof in 2023 uitspraak in 16 beroepsprocedures, waarbij 12 eindarresten en 4 tussenarresten werden gewezen en waarbij 4 beslissingen – geheel dan wel gedeeltelijk – werden vernietigd.