Bewakingscamera's
Wie een bewakingscamera installeert, moest vroeger de privacywetgeving naleven. Met de tijd is echter gebleken dat er een specifieke wet nodig was om de privacy van de burger optimaal te beschermen. Enkel op die manier kon men het best tegemoetkomen aan de belangen van alle partijen: de filmer en de gefilmde.
Net zoals bij de AVG voorziet ook de Camerawet in een recht van toegang. Iedereen die gefilmd wordt, heeft een recht op inzage in de beelden. Dit recht kan natuurlijk alleen maar uitgeoefend worden als de beelden ook daadwerkelijk werden opgenomen. Om dit recht uit te oefenen volstaat een gemotiveerd verzoek aan de verwerkingsverantwoordelijke conform de AVG. Het verzoek moet wel voldoende gedetailleerde informatie bevatten om de betrokken beelden precies te kunnen lokaliseren.
Volgens de Camerawet is een bewakingscamera:
- elk vast, tijdelijk vast of mobiel observatiesysteem;
- dat de bewaking en het toezicht van plaatsen tot doel heeft
- met de concrete bedoeling:
- misdrijven tegen personen of goederen te voorkomen, vast te stellen of op te sporen (bv. de vereniging van mede-eigenaars die vandalisme wil tegengaan in de inkomhal van een appartementsgebouw of een bedrijf dat zijn gebouwen wenst te beveiligen), of
- overlast te voorkomen, vast te stellen of op te sporen (bv. gemeente die wil beletten dat hangjongeren bepaalde straten terroriseren of het voorzien in camera’s om sluikstort tegen te gaan), of
- de naleving van gemeentelijke reglementen te controleren (bv. in het kader van betalend parkeren op straat), of
- de openbare orde te handhaven (bv. tijdens een jaarlijkse braderie);
- en dat alleen voor deze doelen beelden verwerkt.
Hoewel de meerderheid van de geplaatste camera’s in België bewakingscamera’s zijn, zijn er uitzonderingen en moeten bepaalde bewakingscamera’s de voorschriften van de Camerawet niet naleven.
Bijvoorbeeld:
- bewakingscamera’s waarvan de plaatsing- en gebruiksmodaliteiten door een bijzondere wetgeving worden geregeld. De Voetbalwet is hier een voorbeeld van (camerabewaking in bepaalde voetbalstadions). Belangrijk is dat deze bijzondere wetgeving voldoende details moet bevatten omtrent de plaatsing en het gebruik van deze toestellen (een loutere verwijzing naar het woord “camera” bijvoorbeeld is niet voldoende);
- bewakingscamera’s ten overstaan van de werknemer, opgesteld op een bewaakte arbeidsplaats met het oog op veiligheid en gezondheid, bescherming van de goederen van de onderneming, controle van het productieproces en controle van de arbeid van de werknemer. In de privésector moet dan CAO (collectieve arbeidsovereenkomst) nr. 68 worden nageleefd
- bewakingscamera’s geplaatst en gebruikt door de inspectie- en controlediensten indien dit uitdrukkelijk wordt toegelaten door de wetgeving die hun bevoegdheden regelt om inderdaad gebruik te kunnen maken van camera’s in het kader van hun specifieke opdrachten.
Het kan gebeuren dat op de arbeidsplaats zowel de Camerawet als cao nr. 68 over camerabewaking gelijktijdig worden toegepast. De praktijk wijst immers uit dat de beide doelen op hetzelfde moment aanwezig kunnen zijn en dat er vaak maar één camerasysteem gebruikt wordt. Een gekend voorbeeld is camerabewaking in een grootwarenhuis. Deze camera’s kunnen tegelijk dienen om toezicht te houden op de personeelsleden die de kassa bedienen en om misdrijven (bv. diefstal) te voorkomen, waarbij ook klanten gefilmd worden. Aan de ene kant moet de verwerkingsverantwoordelijke dus de Camerawet eerbiedigen voor de personen die onder de Camerawet vallen (bv. de klanten) en aan de andere kant de AVG voor camerabewaking op de arbeidsplaats (het personeelslid dat de kassa bedient), met een aantal bijkomende, specifieke vereisten als cao nr. 68 van toepassing is.
De Camerawet stelt wel uitdrukkelijk dat als eenzelfde verantwoordelijke een bewakingscamera voor meerdere doeleinden zou gebruiken, de verschillende wetgevingen tegelijkertijd van toepassing zijn. In geval er een conflict zou zijn tussen sommige van deze bepalingen, moeten de regels van de Camerawet worden toegepast.
Het politioneel cameragebruik, met name alle camera’s die door de politiediensten worden gebruikt, is uit het toepassingsgebied van de Camerawet gehaald en de Wet op het Politieambt regelt uitdrukkelijk de plaatsing en het gebruik ervan. De regels zijn ook verschillend met deze van de Camerawet gelet op de specifieke opdrachten van de politie.
Bovendien stelt deze wetgeving dat de Gegevensbeschermingsautoriteit niet (meer) bevoegd is voor dit politioneel cameragebruik maar wel een specifieke overheidsinstantie, met name het Controleorgaan op de Politionele Informatie (het zogenaamde C.O.C.).
Voor alle vragen omtrent deze camera’s richt u zich best tot het Controleorgaan op de politionele informatie.
Wanneer u een bewakingscamera wil plaatsen en gebruiken, moet u rekening houden met het proportionaliteitsbeginsel.
Het proportionaliteitsbeginsel houdt in:
- dat er een evenwicht moet bestaan tussen het belang van de verwerkingsverantwoordelijke en het recht op bescherming van het privéleven van de gefilmde persoon. Bijvoorbeeld: is het nodig dat er in de wachtkamer van een arts een camera wordt geïnstalleerd?;
- dat de verwerking van de beelden passend en noodzakelijk moet zijn, m.a.w. de verwerkingsverantwoordelijke moet nagaan of er geen andere maatregelen mogelijk zijn die minder ingrijpen in het privéleven van de gefilmde persoon. Het is bijvoorbeeld niet noodzakelijk dat een concertorganisator de ingang filmt van de concertzaal om erop toe te zien dat elke concertganger betaalt. Hij kan immers een of meerdere opzichters aan de ingang plaatsen die elke concertganger controleren op het bezit van een geldig toegangskaartje;
- dat er geen overbodige beelden mogen verwerkt worden en dat de camera in principe niet mag gericht worden op een plaats waarvoor de verwerkingsverantwoordelijke niet bevoegd is. Een dancinguitbater die een bewakingscamera plaatst mag zijn camera niet plaatsen in de richting van de straat, zodat hij eventuele amokmakers al van ver zou kunnen zien aankomen. Zulke beelden zijn niet alleen overbodig, want het overgrote deel van de weggebruikers is geen dancingbezoeker (laat staan een amokmaker) maar de uitbater is in principe ook niet gemachtigd om de openbare weg te filmen. Hierop voorziet de Camerawet in één uitzondering. Bepaalde plaatsen kunnen een zeker veiligheidsrisico inhouden waardoor de verantwoordelijke de mogelijkheid krijgt om ook de perimeter rond deze plaats te kunnen filmen. Voorbeelden van dergelijke “gevoelige” plaatsen zijn: luchthavens, militaire domeinen en nucleaire sites.
De Camerawet kent drie types van plaatsen:
- niet-besloten plaats: elke plaats die niet door een omsluiting is afgebakend en vrij toegankelijk is voor het publiek.
Voorbeelden: de openbare weg, een marktplaats, een gemeenteplein, een niet afgesloten park. Een omsluiting kan ook visueel zijn zolang de plaatsen maar duidelijk van elkaar kunnen worden onderscheiden;
- besloten plaats voor het publiek toegankelijk: elk gebouw of elke door een omsluiting afgebakende plaats die uitsluitend bestemd is voor gebruik door het publiek.
Voorbeelden: een handelszaak, shoppingcentra, grootwarenhuizen, een loketzaal van een bank, musea, een sportzaal, een restaurant, cafés en een kabinet van een dokter;
- besloten plaats niet voor het publiek toegankelijk: elk gebouw of elke door een omsluiting afgebakende plaats die uitsluitend bestemd is voor gebruik door de gewoonlijke gebruikers.
Voorbeelden: een familiewoning, een appartementsgebouw (ook de gemeenschappelijke toegangshal), een kantoorgebouw (waar geen diensten aan het publiek worden aangeboden) en fabrieken.
Wanneer er twijfel bestaat over de soort plaats of als er verschillende plaatsen door eenzelfde camerasysteem worden gecontroleerd, zal het strengste regime van toepassing zijn. Zo zal bijvoorbeeld het regime van de voor het publiek toegankelijke besloten plaats moeten gehanteerd worden indien één camerasysteem zowel de frontoffice (de ruimte waar de klant staat) als de backoffice (de ruimte waar de bankbediende werkt) van een bank controleert.
Nog vóór de verwerkingsverantwoordelijke een bewakingscamera plaatst in een niet-besloten plaats, moet hij een positief advies krijgen van de betrokken gemeenteraad, die daarvoor de korpschef raadpleegt.
Dit advies van de gemeenteraad moet NIET gevraagd worden indien de niet-besloten plaats een autosnelweg is of een weg waarvoor een andere openbare overheid dan de gemeente verantwoordelijk is. De korpschef van die zone wordt wel nog steeds geraadpleegd.
De verwerkingsverantwoordelijke is dezelfde figuur als bij de AVG. Hij is dus de persoon die het doel en de middelen voor de verwerking bepaalt, hier het filmen van personen. Het kan gaan om een natuurlijke persoon (bv. een arts), een rechtspersoon (bv. een bvba), een vereniging (bv. een sportclub) of een overheid (bv. de gemeente).
De Camerawet stelt uitdrukkelijk dat de verwerkingsverantwoordelijke in een niet-besloten plaats alleen maar de openbare overheid kan zijn (gelet op de definitie van dat type van plaats).
Het is de verwerkingsverantwoordelijke die de wet moet naleven en verantwoordelijk is wanneer de Camerawet wordt overtreden. Hij is bovendien ook contactpersoon zowel voor de gefilmde persoon als voor de controlerende overheid.
Een installateur van een bewakingscamerasysteem of de beveiligingsfirma die de bewakingscamera’s beheert, handelt steeds in opdracht van een verwerkingsverantwoordelijke en kan als dusdanig niet als verantwoordelijke aanzien worden, maar enkel als een verwerker.
De verwerkingsverantwoordelijke moet u verwittigen dat hij gebruik maakt van een bewakingscamera. Dit zal hij doen aan de hand van een pictogram.
De Camerawet voorziet in een uniform model, zodat het voor burger altijd duidelijk is dat hij wordt gefilmd. Op dit pictogram staan een aantal verplichte inlichtingen (o.a. de contactpersoon). De afmetingen variëren ook afhankelijk van de plaats zodat de zichtbaarheid van het pictogram steeds verzekerd is.
De bewakingscamera mag nooit stiekem of heimelijk worden gebruikt. De Camerawet verbiedt dit. Dit betekent dat u als gefilmde persoon altijd uw voorafgaande toestemming moet geven. Het feit dat u een plaats binnenkomt waar een pictogram u over het gebruik van een bewakingscamera inlicht, wordt aanzien als een voorafgaande toestemming.
Type plaats | Afmetingen | Materiaal |
---|---|---|
Niet-besloten plaats (openbare weg) | 0,60 x 0,40 m |
aluminiumplaat van |
Voor het publiek toegankelijke besloten plaats, waarvan de toegang niet wordt afgebakend door een onroerend bouwwerk (bijvoorbeeld: grote open parking) |
0,60 x 0,40 m | aluminiumplaat van minstens 1,5 mm dikte |
Voor het publiek toegankelijke besloten plaats, |
0,60 x 0,40 m OF A4 OF 0,15 x 0,10 |
aluminiumplaat van minstens 1,5 mm dikte of geplastificeerde sticker |
Niet voor het publiek toegankelijke besloten plaats |
0,60 x 0,40 m OF A4 OF 0,15 x 0,10 |
aluminiumplaat van minstens 1,5 mm dikte of geplastificeerde sticker |
Mobiele ANPR in niet-besloten plaats – gebruik van voertuigen uitgerust met mobiele ANPR-camera's door of voor rekening van de gemeenten |
De Camerawet schrijft voor op welke manier de verwerkingsverantwoordelijke de beelden mag bekijken en dit verschilt naargelang de soort plaats waar er wordt gefilmd.
Wanneer de bewakingscamera hangt op een niet-besloten plaats (bv. de openbare weg) mag men de beelden uitsluitend bekijken in real time onder de volgende voorwaarden:
- onder toezicht van de politiediensten;
- opdat de bevoegde diensten onmiddellijk kunnen ingrijpen bij misdrijf, schade, overlast of verstoring van de openbare orde en in hun optreden optimaal kunnen worden gestuurd.
Bewakingsagenten kunnen door de openbare overheid ook gemachtigd worden om dergelijke beelden in real time te bekijken (en dit conform hun wetgeving). De Koning kan eveneens bijkomende personen aanduiden die onder toezicht van de politiediensten deze beelden kunnen bekijken.
De beelden daadwerkelijk opnemen (bv. op band, schijf of digitaal) is uitsluitend toegestaan om bewijzen te verzamelen van overlast, misdrijven of schade en om daders, verstoorders van de openbare orde, getuigen of slachtoffers op te sporen en te identificeren.
Wat de besloten plaats al dan niet voor het publiek toegankelijk betreft, schrijft de Camerawet uitdrukkelijk voor dat de beelden uitsluitend in real time mogen worden bekeken om onmiddellijk te kunnen ingrijpen bij misdrijven, schade, overlast op verstoring van de openbare orde.
De beelden daadwerkelijk opnemen (bv. op band, schijf of digitaal) is uitsluitend toegestaan om bewijzen te verzamelen van misdrijven, overlast of schade en ook om daders, verstoorders van de openbare orde, getuigen of slachtoffers op te sporen en te identificeren.
De huidige Camerawet stelt uitdrukkelijk dat elke plaatsing van een bewakingscamera dient medegedeeld te worden aan de politiediensten en dit uiterlijk de dag vóór die waarop de bewakingscamera in gebruik wordt genomen. Ook elke wijzing aan de aangebrachte cameravoorziening dient gemeld te worden.
Om dit meldingssysteem praktisch te organiseren heeft de FOD Binnenlandse Zaken beslist om bij hun een webapplicatie hiervoor te voorzien. U kan meer informatie vinden rond het elektronisch meldingsformulier. Een dergelijke melding gebeurt per plaats en moet een aantal gegevens bevatten om de verwerking te kunnen identificeren zoals: de identiteit van de aangever, het type van plaats, het adres, het type van camera, de lokalisatie van de camera,… Wat dit laatste punt betreft is het daarenboven de bedoeling om de lokalisatie te markeren op de in het formulier geïntegreerde geografische kaart.
Een jaarlijkse controle/check dient door de verantwoordelijke te gebeuren.
Naast de mededeling van de plaatsing van een of meerdere bewakingscamera dient de verantwoordelijke eveneens een intern register bij te houden met de beeldverwerkingsactiviteiten van zijn bewakingscamera’s. Dit register moet in een schriftelijke vorm bestaan (eventueel elektronisch) en dient ter beschikking gehouden te worden van de Gegevensbeschermingsautoriteit.
Dit register bevat onder meer de naam en de contactgegevens van de verantwoordelijke, de precieze doeleinden van de verwerking, de categorieën van de ontvangers, eventuele doorgifte aan derde landen, de bewaartermijn, een beschrijving van de beveiligingsmaatregelen en ook een aantal typische informatie elementen eigen aan het cameragebruik zoals bijvoorbeeld de vermelding van het type plaats.
De verwerkingsverantwoordelijke of de persoon die onder zijn gezag handelt, neemt verder alle nodige voorzorgsmaatregelen teneinde de toegang tot de beelden te beveiligen tegen toegang door onbevoegden. De verantwoordelijke voor een besloten plaats toegankelijk voor het publiek kan wel volgens de Camerawet een controlescherm plaatsen dat openbaar in real time de beelden in die plaats verspreid. Denken we maar aan het scherm dat bij het binnenkomen van een supermarkt hangt en waarbij de persoon die binnenkomt zichzelf gefilmd ziet als hij het scherm passeert.
De verwerkingsverantwoordelijke van een al dan niet voor het publiek toegankelijke besloten plaats, of de persoon die optreedt onder zijn gezag:
- mag de gefilmde beelden meedelen aan de politiediensten of de gerechtelijke overheden indien hij feiten vaststelt die een mogelijke inbreuk betekenen en waarbij de beelden kunnen bijdragen om deze feiten te bewijzen of de daders te identificeren;
- moet de gefilmde beelden meedelen aan de politiediensten wanneer zij erom vragen in het raam van hun administratieve of gerechtelijke politieopdrachten en indien de beelden de vastgestelde inbreuk betreffen.
Als het een besloten plaats toegankelijk voor het publiek betreft kan de verantwoordelijke ook de beelden in real time overdragen aan de politiediensten (1) in het kader van specifieke plaatsen die een bijzonder veiligheidsrisico kennen (bv. luchthavens, militaire domeinen, penitentiaire instellingen,…) of (2) wanneer zich een feit voordoet waarvoor de tussenkomst van de politiediensten vereist is. Om van deze mogelijkheid gebruik te kunnen maken is echter wel eerst een schriftelijke overeenkomst nodig tussen de concrete verantwoordelijke en de politiedienst waarin de modaliteiten voor die overdracht beschreven staan.
Bepaalde beelden mogen helemaal niet verwerkt worden, onder meer beelden die:
- uw intimiteit schenden (denk maar aan een camera in de toiletten, in een pashokje of in de douche);
- gericht zijn op het inwinnen van informatie over uw filosofische, religieuze, politieke, syndicale gezindheid, etnische of sociale origine, seksuele leven of gezondheidstoestand, (een bewakingscamera langs een drukke winkelstraat dient niet om het aantal gesluierde vrouwen te tellen die hun inkopen doen in een bepaalde winkel, net als de camera die in het portaal van een kerk hangt niet mag dienen om de gelovigen te identificeren).
Alhoewel het opnemen niet verplicht is, mogen de beelden volgens de Camerawet worden bewaard.
De bewaartermijn is nooit langer dan één maand, behalve als de opgenomen beelden een bijdrage kunnen leveren tot het bewijzen van een misdrijf, van schade of van overlast of tot het identificeren van een dader, een verstoorder van de openbare orde, een getuige of een slachtoffer.
De Camerawet stelt echter dat voor bepaalde plaatsen (aangeduid in een uitvoeringsbesluit) de maximale bewaartermijn van 1 maand verlengd kan worden naar 3 maanden. Het handelt telkens over plaatsen die een bijzonder veiligheidsrisico kunnen inhouden. Voorbeelden van dergelijke plaatsen zijn: stations, luchthavens, nucleaire sites, militaire domeinen, penitentiaire instellingen.
Het is nuttig eraan te herinneren dat de risico’s op aantasting van de privacy veel groter zijn naarmate de bewaartermijn van de beelden langer is.
De Camerawet laat ook in enkele beperkte gevallen toe dat een verantwoordelijke gebruik maakt van mobiele bewakingscamera’s.
Allereerst bevat deze wet een expliciete definitie van wat als een mobiele bewakingscamera moet aanzien worden: de “bewakingscamera die tijdens de observatie wordt verplaatst om vanaf verschillende plaatsen of posities te filmen”. Het type voorbeeld is een rijdende wagen met een camera op zijn dak. Van belang is dan ook dat een camera op een wagen die geparkeerd staat niet aanzien kan worden als een mobiele bewakingscamera net gelet op de eerder vermelde definitie.
In de niet-besloten plaatsen mogen mobiele bewakingscamera’s enkel gebruikt worden met het oog op de automatische nummerplaatherkenning door of in opdracht van de gemeente en dit voor welomlijnde doeleinden:
- voorkomen, vaststellen of opsporen van overlast en/of
- het controleren van de naleving van de gemeentelijke reglementen inzake betalend parkeren (vele gemeenten besteden de controle hierop uit aan private parkeerfirma’s die soms rondrijden met een auto of scooter met een zogenaamde ANPR camera om de nummerplaten te scannen zodat snel kan nagegaan worden of het betrokken voertuig al dan niet betaald heeft voor het parkeren).
Indien een gemeente mobiele bewakingscamera’s wenst in te zetten, dient zij eerst het positief advies te bekomen van de betrokken gemeenteraad nadat deze laatste de plaatselijke korpschef heeft geraadpleegd. De gemeenteraad bepaalt ook meteen de geldigheidsduur van haar advies dat echter wel kan vernieuwd worden. Bij de aanvraag van dit advies zal de verwerkingsverantwoordelijke duidelijk de bijzondere doeleinden voor het gebruik van de mobiele bewakingscamera’s moeten aangeven alsook de perimeter waarbinnen deze gebruikt zullen worden (welke kan overeenstemmen met het volledige grondgebied van de gemeente) en de voorziene gebruiksmodaliteiten.
Ook in besloten plaatsen kunnen mobiele bewakingscamera’s gebruikt worden:
- Een eerste mogelijkheid betreft deze voor bewakingsagenten in het kader van de wetgeving rond private veiligheid en het gebruik van mobiele bewakingscamera’s in niet voor het publiek toegankelijke besloten plaatsen en dan nog op zeer specifieke plaatsen die wegens hun aard onderhevig zijn aan bijzondere veiligheidsrisico’s zoals bijvoorbeeld nucleaire sites, luchthavens, internationale stations of militaire domeinen.
- Een tweede mogelijkheid betreft het gebruik van mobiele bewakingscamera’s op een besloten plaats waar niemand wordt geacht aanwezig te zijn.
- Tenslotte kan een mobiele bewakingscamera ook gebruikt worden door een natuurlijke persoon voor persoonlijk of huishoudelijk gebruik maar dan enkel in een niet voor het publiek toegankelijke besloten plaats.
Telkens een verwerkingsverantwoordelijke een mobiele bewakingscamera wenst te gebruiken (behalve in het laatste geval, met name als het een natuurlijke persoon betreft voor persoonlijk of huishoudelijk gebruik in een niet voor het publiek toegankelijke besloten plaats) dient ook hier een mededeling van te gebeuren en is er ook een verplichting tot het bijhouden van een intern register.
Bij het gebruik van mobiele bewakingscamera’s dient in beginsel ook het uniform model van pictogram gehanteerd te worden. Dit pictogram kan ofwel aan de toegang van de plaats gehangen worden waar de mobiele bewakingscamera wordt gebruikt ofwel op het voertuig aangebracht (bijvoorbeeld de scooter of de auto die gebruikt wordt voor de controle op het betalend parkeren). Bovendien stelt de Camerawet ook dat elk ander informatiekanaal kan ingeschakeld worden om de burger duidelijk te informeren (bv. de gemeentelijke website).
Ook hier zal een principiële maximale bewaartermijn gelden van 1 maand die in een aantal gevallen verlengd kan worden naar 3 maanden.
Vragen
Neen. Wanneer u een bewakingscamera wil plaatsen en gebruiken voor bewaking en toezicht moet u een bijzonder wettelijk regime naleven, de zogenaamde Camerawet. Voor de aspecten die in de Camerawet niet uitdrukkelijk worden geregeld, is de AVG van toepassing.
Voor een aantal zeer specifieke bewakingscamera’s bestaat er een aparte regelgeving (bijvoorbeeld de voetbalwet of CAO nr. 68 van 16 juni 1998 betreffende de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de werknemers ten opzichte van de camerabewaking op de arbeidsplaats of bewakingscamera’s geplaatst en gebruikt door de inspectie- en controlediensten).
Alle andere geplaatste camera’s waar geen bijzondere wettelijke regeling voorhanden is, moeten in principe aan de beginselen van de AVG voldaan worden.
Het moet duidelijk handelen over een zogenaamde “bewakingscamera”, dus niet zomaar elke camera zal onderworpen zijn aan de Camerawet. Om de verwerkingsverantwoordelijke te helpen definieert de Camerawet expliciet wat als een bewakingscamera dient te worden beschouwd.
De wet omschrijft een bewakingscamera als elk vast, tijdelijk vast of mobiel observatiesysteem dat tot doel heeft:
- misdrijven tegen personen of goederen te voorkomen, vast te stellen of op te sporen, of
- overlast te voorkomen, vast te stellen of op te sporen, of
- de naleving van (bepaalde) gemeentelijke reglementen te controleren
- de openbare orde te handhaven.
Hiervoor verwerkt het systeem beelden.
De huidige Camerawet stelt uitdrukkelijk dat elke plaatsing van een bewakingscamera dient medegedeeld te worden aan de politiediensten en dit uiterlijk de dag vóór die waarop de bewakingscamera in gebruik wordt genomen. Ook elke wijzing aan de aangebrachte cameravoorziening dient gemeld te worden.
Om dit meldingssysteem praktisch te organiseren heeft de FOD Binnenlandse Zaken beslist om hiervoor een webapplicatie te voorzien. U kan meer informatie vragen rond het elektronisch meldingsformulier via volgende website: www.aangiftecamera.be. Een dergelijke melding zal nog steeds dienen te gebeuren per plaats en zal een aantal gegevens moeten bevatten om de verwerking te kunnen identificeren zoals onder meer: de identiteit van de aangever, het type van plaats, het adres, het type van camera, de lokalisatie van de camera,… Wat dit laatste punt betreft is het daarenboven de bedoeling om de lokalisatie te markeren op de in het formulier geïntegreerde geografische kaart. Een jaarlijkse controle/check dient door de verwerkingsverantwoordelijke te gebeuren.
De Gegevensbeschermingsautoriteit is dus niet meer betrokken bij deze mededelingsplicht en voor verdere (praktische) vragen omtrent dit aspect dient u zich dan ook te richten tot de bovenvermelde FOD. Belangrijk om melden is het feit dat de melding/aangifte niet meer openbaar te raadplegen zal zijn.
Een nep bewakingscamera (of een zogenaamde "dummy"-camera) is niet onderworpen aan de verplichtingen van de Camerawet. De definitie van een bewakingscamera vereist immers het verwerken van de beelden, wat in beginsel niet het geval is bij een dergelijke nepcamera.
De Camerawet laat slechts in enkele gevallen toe dat een verwerkingsverantwoordelijke gebruik maakt van mobiele bewakingscamera’s.
De Camerawet definieert vooreerst expliciet wat onder een mobiele bewakingscamera dient te worden verstaan, met name de bewakingscamera die verplaatst wordt tijdens de observatie om vanaf verschillende plaatsen en posities te filmen.
In de niet-besloten plaatsen mogen dergelijke mobiele bewakingscamera’s enkel gebruikt worden met het oog op de automatische nummerplaatherkenning door of in opdracht van de gemeente en dit voor welomlijnde doeleinden:
- voorkomen, vaststellen of opsporen van overlast en/of
- het controleren van de naleving van de gemeentelijke reglementen inzake betalend parkeren (vele gemeenten besteden de controle hierop uit aan private parkeerfirma’s die soms rondrijden met een auto of scooter met een zogenaamde ANPR camera om de nummerplaten te scannen zodat snel kan nagegaan worden of het betrokken voertuig al dan niet betaald heeft voor het parkeren).
Ook in besloten plaatsen kunnen mobiele bewakingscamera’s gebruikt worden:
- Een eerste mogelijkheid betreft deze voor bewakingsagenten in het kader van de wetgeving rond private veiligheid en het gebruik van mobiele bewakingscamera’s in niet voor het publiek toegankelijke besloten plaatsen en dan nog op zeer specifieke plaatsen die wegens hun aard onderhevig zijn aan bijzondere veiligheidsrisico’s zoals bijvoorbeeld nucleaire sites, luchthavens, internationale stations of militaire domeinen.
- Een tweede mogelijkheid betreft het gebruik van mobiele bewakingscamera’s op een besloten plaats waar niemand wordt geacht aanwezig te zijn.
- Tenslotte kan een mobiele bewakingscamera ook gebruikt worden door een natuurlijke persoon voor persoonlijk of huishoudelijk gebruik maar dan enkel in een niet voor het publiek toegankelijke besloten plaats.
De Camerawet bepaalt dat elk heimelijk gebruik van bewakingscamera’s verboden is. De wet verplicht de verwerkingsverantwoordelijke immers om een uniform model van pictogram te plaatsen zodat de betrokkene die de plaats betreedt, weet dat hij gefilmd zal worden. Op zich hoeft hij niet noodzakelijk de camera zelf te zien hangen. Hij moet wel weten dat de plaats “bewaakt” wordt door een bewakingscamera.
Uw verwerking dient proportioneel te zijn. Dit houdt in dat er een evenwicht moet bestaan tussen enerzijds het belang van de verwerkingsverantwoordelijke en anderzijds het recht op de bescherming van het privéleven van de gefilmde persoon. De verwerking van de beelden moet passend en noodzakelijk zijn, wat er op neerkomt dat u moet nagaan of er geen andere maatregelen zijn die minder ingrijpen in het privéleven van de gefilmde persoon.
U als verwerkingsverantwoordelijke neemt de beslissing tot het plaatsen van een bewakingscamera. Uiterlijk de dag vóór u de bewakingscamera in gebruik neemt, moet u uw beslissing meedelen aan de politiediensten, via een elektronisch meldingsformulier. Ook elke wijzing aan de aangebrachte cameravoorziening dient gemeld te worden.
Die aangifte moet niet gebeuren wanneer de bewakingscamera door een natuurlijke persoon wordt aangewend voor persoonlijk of huiselijk gebruik (bv. in een privéwoning).
Om de burger te informeren dat u een bewakingscamera heeft geplaatst, moet u voorzien in een specifiek pictogram.
Wat de niet voor het publiek toegankelijke besloten plaatsen betreft mogen de bewakingscamera’s niet specifiek gericht worden op een plaats waarvoor de verwerkingsverantwoordelijke niet zelf de gegevens verwerkt. In het bijzonder voorziet de wet dat de bewakingscamera’s die tegenover een niet-besloten plaats of een voor het publiek toegankelijk besloten plaats gericht zijn, zo geplaatst moeten worden dat de opnamen op die plaats tot het strikte minimum worden beperkt.
Uw verwerking dient proportioneel te zijn. Dit houdt in dat er een evenwicht moet bestaan tussen enerzijds uw belang als verwerkingsverantwoordelijke en anderzijds het recht op de bescherming van het privéleven van de gefilmde persoon. De verwerking van de beelden moet passend en noodzakelijk zijn, wat er op neerkomt dat u moet nagaan of er geen andere maatregelen zijn die minder ingrijpen in het privéleven van de gefilmde persoon.
U als verwerkingsverantwoordelijke neemt de beslissing tot het plaatsen van een bewakingscamera. Uiterlijk de dag vóór u de bewakingscamera in gebruik neemt, moet u uw beslissing meedelen aan de politiediensten, via een elektronisch meldformulier. Ook elke wijzing aan de aangebrachte cameravoorziening dient gemeld te worden.
Om de burger te informeren dat u een bewakingscamera hebt geplaatst, moet u voorzien in een specifiek pictogram.
De bewakingscamera’s in een voor het publiek toegankelijke besloten plaats mogen niet specifiek gericht worden op een plaats waarvoor de verantwoordelijke niet zelf de gegevens verwerkt. In de praktijk komt dit er op neer dat u niet de openbare weg mag filmen of andermans eigendom (bv. de eigendom van buren).
Belangrijk is dat een plaatsing van een vaste bewakingscamera in een niet-besloten plaats enkel kan gebeuren door een overheid, niet door een andere instantie en ook niet door een particulier.
De verwerking moet proportioneel zijn. Dit houdt in dat er een evenwicht moet bestaan tussen enerzijds het belang van de verwerkingsverantwoordelijke en anderzijds het recht op de bescherming van het privéleven van de gefilmde persoon. De verwerking van de beelden moet passend en noodzakelijk zijn, wat er op neerkomt dat u moet nagaan of er geen andere maatregelen zijn die minder ingrijpen in het privéleven van de gefilmde persoon.
Vooraleer u de vaste bewakingscamera in een niet-besloten plaats installeert, moet u het positief advies bekomen van de gemeenteraad, die hiertoe de korpschef van de betrokken politiezone zal raadplegen. Dit advies van de gemeenteraad moet NIET gevraagd worden indien de betrokken niet-besloten plaats een autosnelweg is of een andere weg waarvoor een andere openbare overheid dan de gemeente verantwoordelijk is. De korpschef van die zone wordt wel nog steeds geraadpleegd.
Uiterlijk de dag vóór u de bewakingscamera in gebruik neemt, moet u uw beslissing meedelen aan de politiediensten, via een elektronisch meldingsformulier. Ook elke wijzing aan de aangebrachte cameravoorziening dient gemeld te worden.
Om de burger te informeren dat u een vaste bewakingscamera heeft geplaatst, moet u zorgen voor een specifiek pictogram.
Vaste bewakingscamera’s die geplaatst zijn in een niet-besloten plaats mogen niet specifiek gericht zijn op een plaats waarvoor de verwerkingsverantwoordelijke niet zelf bevoegd is om de gegevens te verwerken, tenzij hij daarvoor expliciet de toestemming heeft van de verwerkingsverantwoordelijke van die andere plaats.
Indien een gemeente een mobiele bewakingscamera op een niet-besloten plaats wenst in te zetten, dient zij eerst het positief advies te bekomen van de betrokken gemeenteraad nadat deze laatste de plaatselijke korpschef heeft geraadpleegd. De gemeenteraad bepaalt ook meteen de geldigheidsduur van haar advies dat echter wel kan vernieuwd worden op vraag van de verwerkingsverantwoordelijke. Bij de aanvraag van dit advies zal de verwerkingsverantwoordelijke duidelijk de bijzondere doeleinden voor het gebruik van de mobiele bewakingscamera’s moeten aangeven alsook de perimeter waarbinnen deze gebruikt zullen worden (welke kan overeenstemmen met het volledige grondgebied) en de voorziene gebruiksmodaliteiten.
Telkens een verwerkingsverantwoordelijke een mobiele bewakingscamera wenst te gebruiken (behalve als het een natuurlijke persoon betreft voor persoonlijk of huishoudelijk gebruik in een niet voor het publiek toegankelijke besloten plaats) dient ook hier een mededeling van te gebeuren en is er ook een verplichting tot het bijhouden van een intern register.
Bij het gebruik van mobiele bewakingscamera’s dient in beginsel ook het uniform model van pictogram gehanteerd te worden. Dit pictogram kan ofwel aan de toegang van de plaats gehangen worden waar de mobiele bewakingscamera wordt gebruikt ofwel op het voertuig aangebracht (bv. de scooter of de auto die gebruikt wordt voor de controle op het betalend parkeren). Bovendien stelt de Camerawet ook dat elk ander informatiekanaal kan ingeschakeld worden om de burger duidelijk te informeren (bv. de gemeentelijke website).
Ook hier zal een principiële maximale bewaartermijn gelden van 1 maand die in een aantal gevallen verlengd kan worden naar 3 maanden.